Louis van Overbeek is freelance
publicist en schreef over de Groningse hoogleraar sociaal verzekeringsrecht Gijsbert Vonk n.a.v. van diens lezing
"
Dwangarbeid ter discussie
De Groningse
hoogleraar sociaal verzekeringsrecht Gijsbert Vonk
wees in zijn lezing Law and the rise of the repressive
welfare state, gehouden voor de conferentie 2013 van het European Institute
of Social Security in Luxemburg, op het verschijnsel dat Europese
verzorgingsstaten - Vonk bespreekt de situatie in Nederland, Duitsland en
Groot-Brittannië - zich in rap tempo ontwikkelen tot strafstaten.
Uitkeringsontvangers worden onder neoliberale en populistische invloed steeds
vaker gesanctioneerd, gedrild, gecriminaliseerd en vernederd, louter vanwege
het feit dat zij een beroep moeten doen op hun recht op inkomensondersteuning
door de overheid.
Dit gebeurt
onder andere door bijstandsgerechtigden in ruil voor hun uitkering en op
straffe van korting daarop en intrekking daarvan, gedwongen te werk te stellen
zonder dat zij daarvoor loon ontvangen. Meestal is dat het verrichten van
geestdodend en/of zwaar lichamelijk werk, zoals schoffelen en schoonmaken van de
openbare ruimte. Daarbij zijn de regels waaraan deze werkzaamheden moeten
voldoen zelfs minder streng dan die welke gelden voor arbeid voor taakgestrafte
criminelen. De kwalificatie ‘verplichte of gedwongen arbeid’, zoals genoemd en
verboden in internationale mensenrechtenverdragen, lijkt hier dan ook op zijn
plaats.
Speciale
aandacht in zijn lezing heeft de jurist Vonk hierbij voor de wijze waarop de
rechterlijke macht reageert op deze toenemende trend van repressie in de
sociale wetgeving en voor de vraag of zij voldoende tegenwicht biedt om het
evenwicht te bewaren tussen plichten en rechten van de (in dit geval
bijstandsgerechtigde) burger, waarvan in rechtsstaten immers sprake dient te
zijn. Als de wetgever te sterk de nadruk legt op de plichten is het de taak van
de rechter het evenwicht te herstellen.
Vonks
conclusie is dat rechters, zowel in Nederland, als in Duitsland en Engeland,
soms wel geneigd zijn een licht kritische houding aan te nemen tegen
onevenwichtige overheidsmaatregelen, maar dat zij als puntje bij paaltje komt
de hier gerechtvaardigde implicatie ‘verboden dwangarbeid’ systematisch
vermijden. De ontstane onbalans blijft daardoor nu al vele jaren in tact. ‘For a long time there were hardly any national or international cases
in which concrete decisions of social security administrations to withhold
benefit rights were considererd to be in violation of any of these
(fundamental) rights.’ De gerechtshoven in genoemde landen ‘reject
outright the relevance of the prohibition of forced labour in social security
cases’, aldus Vonk. Een beroep
op dit verbod door klagers wordt door de rechtbanken immers bijna standaard
ongegrond verklaard. En het argument dat zij daarvoor aanvoeren – er is niet
echt sprake van druk of dwang, men kan het werk ook weigeren – is niet
steekhoudend.
Zeer
opmerkelijk en verkwikkend is dan ook de uitspraak van het Tsjechische Constitutionele Hof,
die hier weinig aandacht heeft getrokken. De uitspraak maakte korte metten met
een wet die ook in de Tsjechische Republiek verplichte tewerkstelling voor
werklozen invoerde. De wet bepaalde dat werklozen een straf opgelegd kregen, in
de vorm van inhouding van hun uitkering, als ze gedwongen arbeid weigerden. De
zaak werd aangekaart door enkele Tsjechische parlementariërs, die betoogden dat
de nieuwe wet in strijd was met de conventies van de International Labour
Organisation, in strijd was met het verbod op verplichte of gedwongen arbeid
uit artikel 4 EVRM, en in strijd was met recht op sociale zekerheid zelf zoals
vastgelegd in ESH.
Het
Constitutionele Hof keurde daarop onder verwijzing naar bovengenoemde
mensenrechtenverdragen dat deel van de nieuwe wet af, dat bepaalde dat
werklozen een straf opgelegd krijgen als ze gedwongen werk weigeren met, zo
schreef het Tsjechische dagblad Lidové noviny, als motivatie dat ‘de
rechters van het Hof van mening zijn dat de overheid werklozen behandelt alsof
het mensen zijn in een werkkamp. ‘Mensen moesten (onder de nieuwe wet) werken
zonder daarvoor betaald te krijgen, waarbij ze vaak dezelfde kleur hesjes
moesten dragen als mensen die tot taakstraffen waren veroordeeld. Dat is een
inbreuk op hun waardigheid. Volgens de rechters is dat onvoorstelbaar, vooral
omdat deze mensen vaak jarenlang of zelfs tientallen jaren hebben gewerkt.
Bovendien werden de werkzaamheden door de autoriteiten naar eigen goeddunken
gekozen.’ Een situatie die Nederlandse bijstandsgerechtigden niet onbekend
zal voorkomen.
Op deze wijze, zo gaat de uitspraak verder, ‘dient de verplichting tot het accepteren van een aanbod van een publieke dienst niet tot beperking van sociale uitsluiting, maar juist tot intensivering daarvan’.
Op deze wijze, zo gaat de uitspraak verder, ‘dient de verplichting tot het accepteren van een aanbod van een publieke dienst niet tot beperking van sociale uitsluiting, maar juist tot intensivering daarvan’.
Feitelijk
kraakt Vonk in zijn lezing de gouvernementeel georiënteerde Nederlandse
bestuursrechtspraak in dezen en stelt hij de glasheldere, compromisloze houding
van het waarlijk onafhankelijke Tsjechische Hof tegenover de harde repressie in
de sociale wetgeving van steeds meer Europese landen ten voorbeeld aan hun
rechters. Dit om het verloren evenwicht tussen rechten en plichten in de
sociale wetgeving te herstellen en als noodzakelijk tegenwicht tegen nationale
wetgevers die zich zo hard opstellen tegen hun burgers dat daar inmiddels sprake
is van jarenlange schendingen van mensenrechten. Hij raadt deze rechters dan
ook aan dit vonnis eens goed te bestuderen.
Vonk besluit
zijn betoog vervolgens fijntjes met de woorden: ‘One wonders how the Czech
court would have looked upon the Mandatory Work Programmes applying in the
Netherlands (de maatschappelijk nuttige tegenprestatie), Germany and the UK. Would they pass the test? I doubt it.’ En ik
niet minder.
Louis van
Overbeek "
Bron: http://www.konfrontatie.nl/blog/content/dwangarbeid-ter-discussie
woensdag, 30
oktober 2013